Pirouette

Hij is net een dag open, de veel te kleine ijsbaan die iedereen aan het lachen maakt. Toeristen schuifelen op en om het ijs met telefoons in de hand. De doorgewinterden proberen naarstig een leeg stukje ijs te vinden om hun oude noren wat uitdaging te geven. Onverschrokken kinderen buitelen en stuiteren met witte bipsen voort, ouders in hun kielzog. En iedereen lacht, ook (of juist) bij een valpartij. Een paar jongens maken sneeuwballen van het schaafijs wat steeds dikker op de baan ligt, en bekogelen de selfies-makende mensen op het bruggetje over het ijs. En ook daar wordt om gelachen. Er zoeft een jongen heen en weer in een knalrood trainingsjack en met al net zulke rode ijshockeyschaatsen. Als een balletje in een flipperkast knalt hij overal tussendoor. Meestal weet hij z’n menselijke obstakels te ontwijken, maar als een botsing onvermijdelijk lijkt, omhelst hij het met twee lange grijparmen en zet een pirouette in. In een stevige omhelzing met het wildvreemde obstakel, draait hij net zo lang totdat van vallen geen sprake meer is. Zegt dan sorry, en zoeft weer.