Bij thuiskomst zie ik dat iemand iets heeft achtergelaten in ons geveltuintje. Een beeldje van witte klei, het stelt twee ineengestrengelde mensen voor. Het lijkt qua stijl enorm op een beeldje wat ik jaren geleden kreeg en wat op de piano staat. Maar van dit beeldje buiten zijn de benen en armen afgebroken, ze liggen verspreid tussen de rozenstruiken. Ik woon vlak bij een kliniek voor verslavingszorg, misschien dat het daar mee te maken heeft. Emotionele adieus op straat zijn hier heel gewoon. Een paar dagen heb ik het beeldje gewoon gelaten, maar nu ligt het op de keukentafel te drogen, de benen en armen weer verstrengeld. Ik ga het terugzetten in de geveltuin. Men blijft tenslotte niet eeuwig in zo’n kliniek.