Hier ligt een haas begraven

Op zondagochtend vroeg vond ik een dode haas.
Hij lag op het pad in het kleine geheime bos, waar bijna nooit mensen komen, al helemaal niet op vroege zondagochtenden.
De zon piepte nog maar net door de bomen, rijp kraakte onder mijn schoenen. Ik ken hier inmiddels elk hoekje.
Natuurlijk wonen dieren graag in dit stille stukje bos. Dode bomen blijven er liggen, bramen overwoekeren het pad in de zomer.
Er is een grote dassenburcht, er huist een roedeltje herten, er staan bijenkorven, en men zegt dat er ook wel eens zwijnen rondscharrelen al heb ik die nog nooit gezien.
De haas was nog niet lang dood. De ogen open en in tact, de vacht nog gaaf en ongeschonden. Een prachtig beest met stevige lange achterpoten.
Er lag een wit plasje bij de kop.
Ik hield afstand, wel meer dan 1,5 meter, maar bekeek ‘m van alle kanten. De vacht zag er aaibaar uit, er deinden wat donshaartjes in de wind.
Maar toch wilde ik ‘m niet aanraken. De haas lag er zo kwetsbaar bij, zijn lijfje was nu niet meer van hem maar overgeleverd aan willekeurige voorbijgangers.
Ik voelde me verantwoordelijk voor ‘m, want ik had ‘m gevonden.
Maar het witte plasje hield me op afstand – waaraan was de haas gestorven?
Iets besmettelijks? Of giftigs?

Niet veel later ging ik terug – met man, dochter en schep.
We hebben de haas begraven naast het pad. We waren dankbaar voor de rigor mortis – daardoor konden we ‘m makkelijk en toch respectvol optillen met de schep.
Mijn dochter gaf de haas een geverfde steen mee in het graf, en maakte een bordje.
Hij stierf alleen, maar werd met liefde begraven.

Pirouette

Hij is net een dag open, de veel te kleine ijsbaan die iedereen aan het lachen maakt. Toeristen schuifelen op en om het ijs met telefoons in de hand. De doorgewinterden proberen naarstig een leeg stukje ijs te vinden om hun oude noren wat uitdaging te geven. Onverschrokken kinderen buitelen en stuiteren met witte bipsen voort, ouders in hun kielzog. En iedereen lacht, ook (of juist) bij een valpartij. Een paar jongens maken sneeuwballen van het schaafijs wat steeds dikker op de baan ligt, en bekogelen de selfies-makende mensen op het bruggetje over het ijs. En ook daar wordt om gelachen. Er zoeft een jongen heen en weer in een knalrood trainingsjack en met al net zulke rode ijshockeyschaatsen. Als een balletje in een flipperkast knalt hij overal tussendoor. Meestal weet hij z’n menselijke obstakels te ontwijken, maar als een botsing onvermijdelijk lijkt, omhelst hij het met twee lange grijparmen en zet een pirouette in. In een stevige omhelzing met het wildvreemde obstakel, draait hij net zo lang totdat van vallen geen sprake meer is. Zegt dan sorry, en zoeft weer.

Deuken

Ze is al van ver te horen, haar stem is schel en vol deuken. De straat is vol met ouders die hun kinderen op tijd op school proberen te krijgen. Iedereen kan horen wat ze haar telefoon in gooit, maar de anderen bestaan voor haar nu niet. De radeloosheid hangt aan haar schouders en haar voeten blijven stappen. Grote stappen. Haar zoontje, met het blauwe rugzakje keurig op zijn rug, probeert haar bij te houden. Ze kijkt niet achterom of het hem wel lukt, en het jongetje steekt zonder te kijken de straat over, totaal gefocust op zijn moeder. Een fietser houdt op tijd in, gelukkig. Ze schreeuwt nu bijna. I don’t believe that you will ever love me, if you keep on doing things like this.

Schilderij

Eén seconde lang zie ik haar, en haar aanblik blijft hangen voor mijn ogen. Ze is een portret, een levend portret achter glas. Links van haar een blauw gordijn, wat gedeeltelijk voor het grote raam hangt. De oude leunstoel is naar het licht gedraaid en zij zit daar met een boek. Ze leest. Ze draagt alleen een eenvoudige beige BH. Er staan schilderspullen in de kamer, er hangen doeken aan de muren. Tenminste, dat denk ik, misschien verzin ik het. Die seconde was zo snel voorbij.

Zweet

De witte winkel, volgestouwd met stofzuigerzakken, ruikt naar sigaretten. De rook hangt van het plafond. Vanachter een deur achter in de winkel komt een dikke man tevoorschijn met een glimmend hoofd. Zijn donkerblauwe katoenen trui heeft op de schouders een tekening gekregen van opgedroogd zweet. Een zoute trui. Glimlachend doorzoeken zijn dikke vingers een map met paperassen, om te vinden wat ik zoek. En welja.

Geen gordijn

Tegenover me zie ik een vrouw in bed zitten. Ze eet, nootjes, chips. Alles ligt op het dekbed uitgestald en ze bekijkt de nootjes alsof het pillen zijn. Ze kiest ze zorgvuldig. Ze drinkt niet, dus ze eet. Ik kijk recht bij haar naar binnen, door het raam van de afkickkliniek tegenover mijn huis. Blijkbaar houdt ze niet van dichte gordijnen. Dan wappert ze plotseling met een woest gebaar alles van haar bed en knipt het TL-lampje uit. Ik eet nog een stroopwafel, stiekem achter mijn laptop. De gordijnen zijn namelijk open gebleven.

Adieu

Bij thuiskomst zie ik dat iemand iets heeft achtergelaten in ons geveltuintje. Een beeldje van witte klei, het stelt twee ineengestrengelde mensen voor. Het lijkt qua stijl enorm op een beeldje wat ik jaren geleden kreeg en wat op de piano staat. Maar van dit beeldje buiten zijn de benen en armen afgebroken, ze liggen verspreid tussen de rozenstruiken. Ik woon vlak bij een kliniek voor verslavingszorg, misschien dat het daar mee te maken heeft. Emotionele adieus op straat zijn hier heel gewoon. Een paar dagen heb ik het beeldje gewoon gelaten, maar nu ligt het op de keukentafel te drogen, de benen en armen weer verstrengeld. Ik ga het terugzetten in de geveltuin. Men blijft tenslotte niet eeuwig in zo’n kliniek.

Goed gezelschap

Ik zit in een Belgische trein, en we hebben nog een lange rit te gaan. Tegenover mij een Australische vrouw die non-stop koekjes eet. Naast mij een Roma vrouw met een enorme boezem, haar haren net zo ongewassen als die van mijzelf. Ze heeft een kitten bij zich van een paar weken oud, onder de vlooien. Het katje doolt luid mauwend door de coupé. Ik heb een groot verband om mijn hand met daaronder 7 hechtingen (ongelukje, maar het komt goed), en houd daarmee mijn boek vast. In de coupé naast ons wordt al urenlang gezongen door een vrouw in een prachtige jurk. Een mooi stel zijn we, mensen!