Hier ligt een haas begraven

Op zondagochtend vroeg vond ik een dode haas.
Hij lag op het pad in het kleine geheime bos, waar bijna nooit mensen komen, al helemaal niet op vroege zondagochtenden.
De zon piepte nog maar net door de bomen, rijp kraakte onder mijn schoenen. Ik ken hier inmiddels elk hoekje.
Natuurlijk wonen dieren graag in dit stille stukje bos. Dode bomen blijven er liggen, bramen overwoekeren het pad in de zomer.
Er is een grote dassenburcht, er huist een roedeltje herten, er staan bijenkorven, en men zegt dat er ook wel eens zwijnen rondscharrelen al heb ik die nog nooit gezien.
De haas was nog niet lang dood. De ogen open en in tact, de vacht nog gaaf en ongeschonden. Een prachtig beest met stevige lange achterpoten.
Er lag een wit plasje bij de kop.
Ik hield afstand, wel meer dan 1,5 meter, maar bekeek ‘m van alle kanten. De vacht zag er aaibaar uit, er deinden wat donshaartjes in de wind.
Maar toch wilde ik ‘m niet aanraken. De haas lag er zo kwetsbaar bij, zijn lijfje was nu niet meer van hem maar overgeleverd aan willekeurige voorbijgangers.
Ik voelde me verantwoordelijk voor ‘m, want ik had ‘m gevonden.
Maar het witte plasje hield me op afstand – waaraan was de haas gestorven?
Iets besmettelijks? Of giftigs?

Niet veel later ging ik terug – met man, dochter en schep.
We hebben de haas begraven naast het pad. We waren dankbaar voor de rigor mortis – daardoor konden we ‘m makkelijk en toch respectvol optillen met de schep.
Mijn dochter gaf de haas een geverfde steen mee in het graf, en maakte een bordje.
Hij stierf alleen, maar werd met liefde begraven.

Good Company

I’m sitting on a Belgian train, and we have a long way to go. Sitting
opposite me is an Australian lady who is eating cookies non-stop.
On my left a Roma woman with an enormous bosom, her hair as
dirty as mine. She has a kitten with her, a few weeks old and
covered in fleas. The little cat roams through the coupé, meowing
loudly. My hand, with 7 stitches in it, is hidden under a large
bandage (all will be well – little accident). I’m holding my book. A
woman in a beautiful dress has been singing for hours in the coupé
next door. Some company are we!

Adieu

Upon arriving home, I see that someone has left something behind
in our narrow strip of green in front of the house. A little sculpture
in white clay, resembling an entangled couple. The style is similar to a little sculpture someone gave me years ago, which has been
standing on the piano ever since. But the legs and arms of this little
one lying outside have been broken off, they are scattered
underneath the rose bushes. I live close to a rehab clinic, maybe
there is a connection there. Emotional adieus are common here. For
a few days I just left the thing, but now it’s lying on my kitchen
table. It is drying, the legs and arms entangled once again. I’ll place
it back in the strip of green. One doesn’t stay in a clinic forever.

Painting

One long second, that’s how long I see her. But her image stays
hanging before my eyes for a long time afterwards. She is a
portrait, a living portrait in a frame behind glass. On her left a blue
curtain, covering a fraction of the big window. An old armchair is
turned to the light and she sits there with a book. She reads. A
simple beige bra is all she is wearing. Paintings cover the walls, the
room is filled with artist utensils: an easel, brushes, cloth. At least,
that’s what I think I saw, maybe I am making it up. The second
didn’t last long.

Dents

I hear her coming from afar, her voice is shrill, scratched and full of
dents. Parents with kids fill the street, it’s school time. Everyone
can hear the words she throws into her phone, but they don’t exist
for her at the moment. Her despair hangs from her shoulders while
her feet keep walking. Big steps. Her little son, with the blue
backpack neatly on his back, tries to keep up. She doesn’t look back
to see if he succeeds, and the little boy crosses the road without
looking, his eyes only on his mom. A cyclist stops for him,
thankfully. She is now almost shouting: I don’t believe that you will
ever love, if you keep on doing things like this!

Store

It smells of cigarettes, the white shop stuffed with hoover bags. The
fumes are dripping from the ceiling. A chubby man with a shiny
head appears from behind a door at the back. Dried sweat has left a
drawing on the shoulders of his dark blue cotton jumper. A salty
jumper. His fleshy fingers smile when they finger through a folder
with all sorts of papers. He finds what I’m looking for.

1.

Ver voor mij op het pad loopt een jonge vrouw door de enorme tuin. Steeds verdwijnt ze nét om een hoek, ze volgt de vloei van de beukenarmen. Haar lange haren hangen los en soms zie ik ze als vogeltjes om haar hoofd dansen. De wind is aards, gretig en geurig. Ze wandelt rustig, zonder iets bij zich te hebben, de handen in de zakken van haar parka gestoken. De bladeren ritselen onder haar voeten, maar ik hoor ze niet, de afstand is te groot. Ik hoor alleen mijzelf. Opeens staat ze stil, en ik (die niet gezien wil worden, en haar vooral niet wil storen) stop ook. Ze veegt een kriebelende haar uit het gezicht, en glimlacht.

Reynaldo Hahn – Infidélité  (gedicht van Theophile Gautier) Vertaling uit het frans:

Hier is de iep, wiens schaduw heen en weer beweegt op het pad. Hier is de jonge egelantier, het bos waar de stilte slaapt. De stenen bank waar we ‘s avonds het liefste zaten. Hier is het geurige gewelf van de gouden regen en seringen waar we, wanneer we moe waren, samen, mijn liefste, onder de bloemranken de hitte lieten wegvloeien. De lucht is zuiver, het gras zacht, niets, niets is dus veranderd…Behalve jij.

Pirouette

It’s only been open for a day, the ice skate rink that is way too small and still makes everybody smile. Tourists shuffle over and around the ice with telephones in hand. Diehards desperately seek out some clear spots to challenge their old skates. Brave kids tumble and bounce along with white bums, parents following suit. And everybody is laughing, even (or maybe even more so) when someone falls over. Some boys form snowballs from the shaved ice that covers the rink like a blanket, and throw them to the people that are making selfies on the bridge over the ice. Even that only elicits laughs. One boy whizzes over the ice in a bright red training jacket, pared with ice hockey skates in the same colour. He bounces around like a ball in a pinball machine. Most of time he manages to dodge his human obstacles, but when a collision seems unavoidable, he grabs it quickly in a firm hug and starts a pirouette. He turns and turns in an intimate embrace with this stranger until both have found their balance. Then he mumbles ‘sorry’, and whizzes off.

Pirouette

Hij is net een dag open, de veel te kleine ijsbaan die iedereen aan het lachen maakt. Toeristen schuifelen op en om het ijs met telefoons in de hand. De doorgewinterden proberen naarstig een leeg stukje ijs te vinden om hun oude noren wat uitdaging te geven. Onverschrokken kinderen buitelen en stuiteren met witte bipsen voort, ouders in hun kielzog. En iedereen lacht, ook (of juist) bij een valpartij. Een paar jongens maken sneeuwballen van het schaafijs wat steeds dikker op de baan ligt, en bekogelen de selfies-makende mensen op het bruggetje over het ijs. En ook daar wordt om gelachen. Er zoeft een jongen heen en weer in een knalrood trainingsjack en met al net zulke rode ijshockeyschaatsen. Als een balletje in een flipperkast knalt hij overal tussendoor. Meestal weet hij z’n menselijke obstakels te ontwijken, maar als een botsing onvermijdelijk lijkt, omhelst hij het met twee lange grijparmen en zet een pirouette in. In een stevige omhelzing met het wildvreemde obstakel, draait hij net zo lang totdat van vallen geen sprake meer is. Zegt dan sorry, en zoeft weer.

Deuken

Ze is al van ver te horen, haar stem is schel en vol deuken. De straat is vol met ouders die hun kinderen op tijd op school proberen te krijgen. Iedereen kan horen wat ze haar telefoon in gooit, maar de anderen bestaan voor haar nu niet. De radeloosheid hangt aan haar schouders en haar voeten blijven stappen. Grote stappen. Haar zoontje, met het blauwe rugzakje keurig op zijn rug, probeert haar bij te houden. Ze kijkt niet achterom of het hem wel lukt, en het jongetje steekt zonder te kijken de straat over, totaal gefocust op zijn moeder. Een fietser houdt op tijd in, gelukkig. Ze schreeuwt nu bijna. I don’t believe that you will ever love me, if you keep on doing things like this.